1756 – 2033 km

Na bijna drie maanden en meer dan 2000 km was het dan zo ver: er was vannacht 100% zeker een grote beer bij onze tent! We staan op dit moment op een soort natuurcamping in Bucks Lake, een klein gehucht met een resort en de gewoonlijke General Store. We mogen hier – hartstikke aardig – gratis twee nachtjes staan. De camping ligt tegenover de General Store dus wij zijn in onze nopjes. Vandaag hebben we een volledige rustdag, even geen kilometers maken! Al was er vannacht dus wel een bezoeker…

Lutske sliep prinsheerlijk door de commotie heen, maar Mart lag wakker door de andere campinggasten die met potten en pannen lawaai aan het maken waren om de beer weg te jagen. Uiteraard joegen de mensen in de gigantische campers en RV’s het beest naar het hoekje van de camping waar wij in ons lapje textiel lagen. Mart hoorde de beer op de tent afstuiven en snuiven en snuffelen. Met de zaklamp op z’n mobiel gaf Mart de beer het laatste zetje, die rende de weg over en het bos in. Eind goed, al goed. Al schijnt de beer wel elke avond terug te komen, omdat er altijd wel iemand is die vergeet al z’n rommel in een bear box te stoppen. Vannacht mag Mart oordoppen in en houdt Lutske de wacht, eerlijk is eerlijk. 

“Anyway”, we zijn dus in Bucks Lake. Sinds South Lake Tahoe hebben we al weer heel wat afstand afgelegd. We zijn inmiddels de mijlpaal van 2000 km gepasseerd. Vanuit South Lake Tahoe liftten we op dag 65 weer terug naar de trail. Het liften ging vrij snel, de duimpjes hoefden niet al te lang in de lucht. We maakten die dag een schitterende wandeling van zo’n 12 km naar Aloha Lake. We wilden eigenlijk wat langer doorlopen, maar het meer was zo mooi dat we besloten daar te kamperen. We hadden een mooie lange avond met een prachtige zonsondergang – en dat zonder muggen. We ontmoetten daar een hiker die de Tahoe Rim Trail aan het doen was, een trail van zo’n 270 km rond Lake Tahoe, om te bepalen of de PCT misschien iets was voor volgend jaar. Wij hebben haar uiteraard flink aangemoedigd. 

Dag 66 begon in de zogenoemde “Desolation Wildernis”. Dat vonden we veelbelovend klinken, als iets uit Lord of the Rings. We moesten die dag een pas over die “Dicks Pass” heette, dat is weer wat minder sprookjesachtig. Mart vond het de hele dag heel grappig, Dicks Pass. De Desolation Wildernis was best pittig, met veel losse stenen en een steile klim. Uiteindelijk konden we die dag wel een verfrissende duik nemen in een bergmeertje. We ontmoetten daar een Schot waarmee we spraken over onze gezamenlijke passie voor cheeseburgers  [mede doordat al het andere eten in de VS niet echt de moeite waard is]. Deze jongen concludeerde “by the time I will be back, I’ll be a burger”. We hopen dat het voor ons zo ver niet zal komen. Al gaan we zodra we weer thuis zijn waarschijnlijk tot en met kerst alleen nog maar fruit en groente eten… 

De volgende dag liepen we opnieuw door velden vol met wilde bloemen. Wat dat betreft hebben we echt de jackpot qua timing. Werkelijk alles staat in bloei en het ruikt allemaal heerlijk.

Op dag 68 kwamen we in de ochtend twee hikers tegen die ons een zakje chips en een zakje oploskoffie aanboden. Ze waren de PCT in secties aan het hiken en waren nu aan het laatste stuk bezig. Om het nog wat gezelliger te maken droegen ze 6 kilo aan zakjes chips, koffie en snoepjes bij zich voor PCT hikers die van zuid naar noord lopen. Dat was een leuke verrassing! We hadden daarna een steile afdaling naar een ski-oord dat ook in de zomer open is voor wandelaars. Bij Donner Ranch aten we een burger met patat en drie refills aan cola [daar moet je thuis toch niet aan denken, maar hier is het geweldig]. Na de burger moesten we op het heetst van de dag verder, de knop moest weer even om. Het was mentaal wat pittig, omdat we in de buurt van een interstate liepen waar we via een tunneltje onderdoor moesten. Kortom, het was knetterheet en de omgeving was niet heel inspirerend. We konden de warmte nog even ontvluchten in een toiletgebouwtje op een grote parkeerplaats bij de interstate. Niet heel romantisch, maar je leert de kleine dingen waarderen op de trail! 

Dag 69 begon weer een stuk mooier, met velden vol bloemen. Rond een uur of tien [lekker Nederlands] gingen we even goed zitten voor ons gekregen zakje oploskoffie. Het was van de Starbucks, uit ervaring weten we inmiddels dat dat een heel fatsoenlijk kopje koffie oplevert. We voelden ons de koning te rijk, tussen de wilde bloemen mét koffie. Deze positieve mindset leidde er toe dat we in een vlaag van verstandsverbijstering besloten om die dag in één keer 50 km af te leggen naar het volgende dorpje, Siërra City. We belden alvast voor een kamer naast het plaatselijke café zodat we er niet meer onderuit konden, en begonnen aan onze queeste. Het ging ons redelijk goed af. Na 40 km waren we het allebei redelijk beu omdat we zo straf moesten doorlopen, maar fysiek ging het prima. Uiteindelijk kwamen we rond 7 uur aan bij de weg waarvandaan het nog een kort stukje zijwaarts liften zou zijn naar Sierra City. We wisten dat de plaatselijke General Store al dicht zou zijn en dat we voor het avondeten ons laatste zakje aardappelpureepoeder moesten verorberen. Maar toen zagen we aan de overkant van de weg iets geweldigs. Tussen de struiken stonden twee Nederlanders die al 30 jaar in Texas woonden eieren te bakken. Ze gaven ons broodjes ei met kaas en spek, watermeloen, sinaasappelsap, melk en bananen. We wisten niet hoe we het hadden, we waren intens tevreden. Nadat we waren volgestopt met eten brachten ze ons ook nog eens naar onze kamer in Sierra City. Ze hadden zelf een dochter die de PCT op dat moment liep en daarom zorgden ze goed voor alle PCT’ers. 

Sierra City was een gehucht met één straat. Aan deze straat lagen een lunch café, bar, General Store en nog wat huisjes. Wij hadden nog wel zin in een biertje en liepen dus naar de plaatselijke bar. De al wat oudere eigenaar ontving ons vriendelijk, maar gaf aan alleen cash aan te nemen. Dat hadden we helaas niet, maar de man gaf ons toch twee speciaalbiertjes onder de voorwaarde dat we de volgende dag 11 dollars onder de deur zouden schuiven. Dat beloofden we plechtig. We bleven nog een tijdje op de veranda zitten kletsen met de eigenaar en een paar van zijn gasten die al een tikkeltje beschonken waren. We vonden het allemaal geweldig [en we hebben de volgende dag uiteraard cash geregeld en de man netjes betaald]. 

De volgende dag hebben we onze kamer weer eens tot 11:01 maximaal benut. Het was een hele leuke kamer, de inrichting had niet misgestaan op de set van “Little House on the Prairie”. In het café er naast hebben we ontbeten met – hoe kan het ook anders – een cheeseburger. Onze theorie is dat het in zogenoemd “small town America” niet uitmaakt wat je eet. Alles is gefrituurd en ongezond, dus kun je net zo goed een burger eten. Bovendien kun je in het gemiddelde café hier toch niks groens bestellen. De voorraad in de General Store was helaas een beetje matig, we gingen op pad met net wat te weinig eten. Op de veranda hebben we nog een paar uur gekletst met andere hikers, voordat we de hitte weer indoken voor een beklimming van meer dan 900 meter. We liftten terug naar de trail en liepen die dag zo’n 16 km. Op onze kampeer plek kwamen we twee hikers uit Canada tegen die we in het begin ook veel hadden gezien. Nu zagen we ze na meer dan 1000 km opnieuw en dat was heel gezellig. Ze lieten ons weten dat ze volgend jaar trail magic zouden verzorgen in Washington. We hebben even contactgegevens uitgewisseld, want dat willen we dan natuurlijk niet missen! Ook hoorden we die dag voor het eerst sinds de woestijn weer een ratelslang. Terug van weggeweest!

Op dag 72 stuitten we voor het eerst op de grootschalige verwoesting van de “Bear fire”, een brand die hier zo’n 3 jaar geleden heeft gewoed. Tot dan toe hadden we nog niet veel meegekregen van de restanten van de natuurbranden, waarvan we wisten dat we er op een gegeven moment doorheen moesten. We wisten alleen niet zo goed wanneer we het tegen zouden komen. We liepen zo’n 15 km door een gebied met zwart geblakerde bomen. Dit was nog draaglijk, omdat we een duik in een mooie rivier in het vooruitzicht hadden. Omdat we daar graag wilden zijn, liepen we 32 km vóór de lunchpauze, die vervolgens wel heerlijk was. In de ochtend passeerden we de 2000 km, maar daar stonden we nauwelijks bij stil omdat we bij de rivier wilden zijn. Ook bij de kampeer plek hadden we ‘s avonds een mooie rivier tot onze beschikking, zodat we fris onze tent indoken. 

Op dag 73 begonnen we extra vroeg, omdat er gelijk een klim van 1000 meter op het programma stond. Het is hier telkens bloedheet overdag, dus we begonnen voor zes uur met lopen. We gingen als een speer! Eenmaal boven hadden we bereik, zodat we even konden bellen met het thuisfront. Vervolgens namen we een korte omweg naar het dorpje Bucks Lake, waar we in korte tijd elk zo’n 5.000 calorieën naar binnen werkten bij de plaatselijke General Store. Huisgemaakt gehaktbrood, huisgemaakte muffins en burritos… we gingen los. Zoals gezegd, mochten we hier gratis kamperen. We hebben een duik genomen in het meer en zijn toen lekker in de schaduw gaan liggen. Mart zag nog een hert met een kleine baby Bambi zo voorbij huppelen! Mart had die dag ook nog een interessant gesprek met twee andere campinggasten, die hem vertelden over Bigfoot. Die bestond volgens hen echt. Sterker nog, zij hadden sporen ontdekt van Bigfoot op de camping [een afgebroken tak]. Mart z’n oren klapperden – en die van Lutske later ook. Voor wie niet weet wat [of wie?] Bigfoot is, Google het vooral even. Het is lastig uit te leggen… 

En nu liggen we dus opnieuw lekker in de schaduw. We mogen van onszelf nog één keer een ijsje halen vandaag. Morgen gaan we verder met het allerlaatste stuk!