1459 – 1756 km.

Onze tocht vordert al flink. We zitten bijna op 1800 km, wat betekent dat we – als alles goed blijft gaan – dit jaar iets meer dan de helft van de PCT kunnen lopen. We zitten nu in South Lake Tahoe, een plek waar veel Amerikanen hun zomervakantie doorbrengen bij het grootste bergmeer [oppervlakte 495 km²] van het land. Het voelt een beetje surreëel, maar we zijn inmiddels al bezig met het regelen van de terugreis naar Los Angeles. Het wordt de Coast Starlight trein, die rijdt van Redding naar Los Angeles, waarvan een groot gedeelte langs de kust. De trein doet er als het goed is zo’n 18 uur over, je weet het hier echter nooit zeker omdat het spoor eigendom is van de bedrijven die de vrachttreinen laten rondrijden. Amtrak [de Amerikaanse NS] heeft dus nooit voorrang en moet altijd wachten op de vrachttreinen. We gaan het meemaken, we hebben wel zin in een lange treinreis. Je ziet het landschap aan je voorbijtrekken terwijl je zit, luxe! 

Maar, we zijn er dus nog niet. En de afgelopen dagen waren ook geen “cake walk” zoals ze hier zeggen. In Mammoth Lakes hebben we voor Mart nieuwe zolen en nieuwe carbon punten voor z’n wandelstokken gekocht [bij Mart gaat alles wat eerder stuk dan bij Lutske]. Ook vonden we daar een ware schat: antimuggenspray zonder deet. En het werkt als een tierelier! We durfden het eerst bijna niet te geloven toen we het uittestten. 

Op dag 55 namen we de bus terug naar Red Meadows, waar we na de beste chocolade milkshake ooit onze tocht vervolgden. Eerst hebben we ook nog even de hikerbox uitgeplozen [waar mensen hun te veel aan eten in kunnen achterlaten]. We vonden drie dure gevriesdroogde “backcountry” maaltijden. Deze kosten minstens tien dollars per stuk! We hebben ze er snel uitgevist en geruild met drie zakjes aardappelpuree. Beste ruil ooit. Helaas kregen we niet al ons eten in de bear cannister, dus de eerste nacht hebben we een beetje vals gespeeld met een door Mart geïmproviseerde “bear hang” [je voedsel ophangen in een boom]. Zelfs de meest domme beer had er prima bij gekund, maar het ging gelukkig goed. 

Op dag 56 trotseerden we twee passen: Island Pass en Donahue Pass. Laatstgenoemde markeerde het begin van een heel bijzonder stuk van de PCT: Yosemite! We hadden inmiddels de High Siërra’s achter ons gelaten, dus [bijna] geen hele hoge passen meer. Yosemite zag er ook echt anders uit. De bergen en rotsen zijn wat meer gesleten, dus wat ronder, en er zijn meer watervallen. Ook liepen we door prachtige alpenweides en zagen we heel veel herten. We kwamen weinig andere hikers tegen, het leek zich allemaal wat meer te verspreiden over de trail. Yosemite was prachtig en we hebben er van genoten, maar het was ook wel erg zwaar. Er stonden niet meer dagelijks lange passen op het programma, maar wel veel erg steile klimmetjes van telkens zo’n 300 of 400 meter. Ook moesten we veel rivieren oversteken, waarbij het soms flink zoeken was naar de juiste [gegarandeerd droge] route over stenen of boomstammen. Dit zorgde er voor dat vooral Lutske het soms mentaal wat moeilijk had. Het lopen was zwaar – en dan maakt het zoveelste mooie bergmeertje soms even niet het verschil. Later bleek dat Lutske niet de enige was die hier op dit punt van de PCT last van kreeg, maar daar komen we later even op terug. 

Op dag 59 liepen we via Dorothy Lake Pass Yosemite weer uit. Die avond was het opzetten van de tent een ware beproeving. Er waren zo ontzettend veel muggen dat we de tent super snel hebben opgezet en er meteen maar in zijn gaan liggen. We zaten nog onder de zonnebrandcrème en de antimuggenspray en we plakten als een gek, maar zijn toch maar zonder wasbeurt gaan slapen. Het muggenleger liet ons geen keus. We kampeerden toevallig precies op de 1000 mile marker, 1600 km dus. In de avond hoorden we veel gescharrel en geluiden, misschien toch een beer?

De volgende dag, dag 60, zouden we de Siërra’s verlaten via Sonora Pass. Dit bleek een van de mooiste passen tot nu toe. Rood gesteente, veel mooie korstmossen, sneeuwvelden en lange haarspeldbochten. Eenmaal bovenop konden we goed zien hoe het landschap die dag veranderd was ten opzichte van de Siërra’s. Sonora Pass was echt weer een “gateway” naar een nieuw landschap. Het pad naar beneden was lastig, veel losse steentjes zorgden ervoor dat het voelde alsof je op knikkers liep. Maar uiteindelijk kwamen we beneden bij de weg, waar we na een poosje een lift wisten te bemachtigen naar Kennedy Meadows North. We sprongen achterin de laadbak van een enorme Dodge en konden heerlijk uitwaaien tot we aankwamen bij een soort cowboy vakantieoord. Iedereen liep rond in vol ornaat. Met cowboylaarzen, geblokte overhemden en cowboyhoeden. Er was een groot houten gebouw waar we twee bedden in een slaapzaal wisten te bemachtigen. Op de houten veranda aten we een overheerlijke burger met patat en in de General Store konden we onze voorraden aanvullen. We hebben veel gekletst met andere hikers – en bijna allemaal leken ze wel een soort “hiker fatigue” te hebben gehad. Het was fijn om ervaringen te kunnen uitwisselen. Vooral Lutske had de laatste paar dagen “last” van het gevoel een beetje verzadigd te zijn. De trail was erg mooi, maar ook zwaar. Al het moois wordt een beetje een blur en je raakt – bij gebrek aan een beter woord – in een sleur. Hier voel je je vervolgens weer schuldig over, omdat het niet hoort. Je boft immers dat je hier mag en kan zijn et cetera et cetera. Ingewikkelde gevoelens. Zoals wel vaker het geval is, hielp het enorm om er met andere mensen over te praten. 

Toen we na de overnachting in Kennedy Meadows weer verder trokken, was Lutske weer blij. We kregen een lift van een meneer die veel wist te vertellen over de gold rush en de eerste pioniers in het gebied, we namen ons voor daar thuis eens wat meer over te lezen. 

Op dag 61 gingen we dus weer verder, de sneeuw was hier nog maar een paar weken geleden helemaal gesmolten. We lopen dus als het ware met het smelten van de sneeuw mee, zo lopen we altijd tussen de bloemetjes. De PCT werd nu veel minder bergachtig en veranderde langzaam in een groot naaldbos met beekjes en veel bloemen. Ook niet mis. Het pad werd ook weer een stukje makkelijker, wat geleidelijker en met minder stenen. We stonden die dag voor de laatste keer op de hele PCT op hoger dan 10.000 ft [meer dan 3000 meter]. 

In Kennedy Meadows konden we onze bear cannister inleveren, die was niet langer verplicht. Daardoor waren we ‘s nachts wel wat meer bezig met beren, we hadden ons eten weer in de vuilniszak gestopt en we bewaarden alles in de tent. So far so good… 

De volgende ochtend werden we wakker in een scherpe, branderige lucht met rook. Het was niet helder. Er was dus een bosbrand in de buurt, we waren een beetje op onze hoede. Later kwamen we erachter dat het een brand was die 80 mijl ten westen van South Lake Tahoe woedde. Geen direct risico voor ons. We hoorden inmiddels ook van de brand in Yosemite Valley. Dat is hier nu ook prime-time nieuws in de regio. 

Die dag hoorden we dat er bij een weg trail magic zou zijn: burgers en hotdogs! Toen we aankwamen waren de twee mannen aan het inpakken. Alles was net op, aaaargh! We kregen nog wel een mandarijntje. We kregen ook nog een flinke zak wiet aangeboden, maar die hebben we beleefd afgeslagen. Zoveel magic hadden we nou ook weer niet nodig. Een ander tweetal was er helemaal verguld mee, dus dat was mooi. Wat de misgelopen hotdogs wel helemaal goedmaakte, was dat we een stuk verderop een soort scoutinggroepje tegenkwamen van een twintigtal tieners dat hun eerste vijfdaagse wildernis ervaring er net op had zitten. Ze vormden een erehaag en we kregen van elke tiener een box. 

Op dag 63 hadden we een prachtige wandeldag. Veel bos [dus schaduw], het klimmen ging gemakkelijk en de natuur was weer schitterend. We gingen een kleine pas over en bij het bezoekerscentrum was er dan eindelijk ook trail magic voor ons! Blikjes frisdrank, fruit en chips. We liepen die dag 43 km, zodat we de volgende dag nog maar 5,7 km hoefden naar de highway. Vanaf de weg konden we liften naar South Lake Tahoe. 

We kregen vrij snel een lift van een vriendelijke meneer, die ons afzette bij een café waar we konden ontbijten. We wisten weer totaal geen maat te houden [Mart ontbeet met een cheeseburger] en gingen daarna door naar de supermarkt om daar nog wat meer te eten. Daarna wilden we dat enorme meer wel eens van dichtbij bekijken. Maar, ontzettende domper, daarvoor moest je 50 dollar neertellen. Het kostte 25 dollar per persoon om het strand op te mogen! Daar bedankten we vriendelijk voor, we zijn lekker gaan relaxen in ons motel. 

Vandaag gaan we weer verder. We hebben net toch maar wel weer een bear cannister gekocht. Het schijnt dat er op het komende stuk veel beren zijn die een stuk agressiever zijn dan normaal, omdat de grote natuurbranden die hier zijn geweest hen nogal onder druk zetten. Hun leefgebied is kleiner en ze hebben minder voedsel. De komende dagen lopen we – helaas – door één grote burn area. Daar kijken we niet heel erg naar uit, maar een stuk overslaan is voor ons geen optie. We hebben veel podcasts gedownload, dus “ferstân op nul en blik op oneindig”. De eindsprint zit er aan te komen!